In 2004 is het zover. Op zijn nieuwe fiets gaat Joppe zijn toekomst tegemoet. Uitgerust met een donkerblauwe rugzak, agenda, etui, klappers en schriften en een hele stapel schoolboeken gaat hij op weg. De brugklas. De meeste Kesselse kinderen gaan naar
dezelfde school als hij maar gelukkig, er zit geen enkele van zijn vroegere plaaggeesten bij hem in de klas. Hij kan een nieuwe start maken.
Hij is wat nieuwsgierig maar vooral afwachtend, zo van ‘ik zie wel wat er op me afkomt, hoe het zal zijn’.
Soms lijkt het wel alsof ik er meer mee bezig ben dan hij en wie weet, is dat ook wel zo.
Als rechtgeaarde moeder vraag je je het allemaal af … hoe het zal gaan, dat fietsen iedere dag acht kilometer heen en weer terug, de nieuwe klas, de leraren
- steeds anderen, niet meer één juf of meester-, al die nieuwe vakken, het huiswerk. Gaat het lukken, gaat hij het daar leuk vinden?
Natuurlijk wilde ik er graag met mijn neus bovenop zitten, maar dat ging niet én …
dat mocht ook steeds minder. Ik maakte me druk om wat Joppe te ontdekken en te leren had maar was me er geen moment van bewust dat ook ik vanaf nu weer veel te leren had. Mijn leerdoel valt het best samen te vatten met het woord ‘loslaten’.
En zoals iedere moeder en vader misschien wel weet … ‘dát is me toch moeilijk!
In het begin viel het allemaal best nog mee. Het wendt, je kind iedere dag die lange fietstocht heen te zien maken en hem dan ergens in de middag
weer veilig thuis te zien komen. Ik stond klaar met een mok warme chocolademelk en maar één vraag: “hoe was het vandaag?” Na wat korte ‘nieuwsberichten’ en informatie over het huiswerk dat op het programma stond en wat
afspraken over overhoren of helpen bij het leren van de woordjes Frans of Engels, verdween hij naar zijn kamer. De deur liet hij nog wel eens open staan en ’s avonds was hij present om samen TV te kijken, crimies daar konden we allebei van genieten.
Vooral de Engelse series zoals Midsummer Murder die zich afspeelt in een traditioneel Engelse omgeving en sfeer en met de nodige droge humor. Joppe genoot ervan en kon smakelijk lachen om alleen al een blik of schouderbeweging of een kort zinnetje van hoofdinspecteur
Barneby. En dan had ik ook lol.
Al die overhoringen, al die woordjes die geleerd moesten worden, dat was een ander soort crime waaraan we ons allebei onderworpen. Met name Frans bleek vanaf het begin een struikelblok. Joppe’s leraar
was daar zeker debet aan. Joppe vond hem chaotisch, hij sprong van de hak op de tak zodat Joppe en ook andere kinderen in de klas, de les niet meer konden volgen. De eerste de beste ouderavond meldde ik me aan voor een gesprekje met deze docent. Was het echt
zo erg als Joppe vertelde? In een leeg klaslokaal zat ik aan een leerlingentafeltje tegenover hem. Het leek een sympathieke man. Ik was van plan om hem te vertellen waarom Joppe zo’n moeite had met het leren van talen, vertellen over zijn leerstoornis
het automatiseren van kennis. Welgemoed begon ik het gesprekje en hij luisterde welwillend, heel even. Maar ik zag zijn blik afdwalen naar de zijmuur waaraan een kaart van Frankrijk hing.
“Ik heb van Joppe begrepen dat u ieder jaar
naar Frankrijk op vakantie gaat?”
“Ja, dat klopt, maar om terug te komen op Joppe, bent u geïnformeerd …”
“Volgens Joppe gaat u altijd naar hetzelfde gebied, welke gebied is dat, waar ligt het? “
“Eh, … ik wil eigenlijk even bij mijn verhaal blijven, bent u …”
“Frankrijk is een heerlijk land, zelf ga ik er uiteraard zou ik bijna zeggen, ook vaak heen voor kortere of langere vakanties. Bent u ook liefhebber van
de Franse literatuur?”
“Meneer, ik ehhh … .” “Nou ja laat ook maar”, denk ik, “Joppe heeft het bij het rechte eind”.
Dit probleem moet anders opgelost. Weer thuis zoek ik Joppe op in zijn kamer
en vertel hem dat hij helemaal gelijk heeft. Dat ik mijn best ga doen om hem zoveel mogelijk te helpen met Frans en dat we maar moeten hopen dat hij het volgend schooljaar een andere leraar krijgt. Maar helaas, ook in het tweede jaar staat Monsieur Chaoot
voor de klas van Joppe. Aan het eind van dat jaar is het kwaad geschied. Franse les en leren voor Frans roept weerstand op zo hoog als de Mont Blanc. In de derde klas is Frans een waar drama, maar is ook het einde gelukkig in zicht. In de vierde klas
kan Joppe het vak Frans laten vallen.
Aan het eind van het derde jaar moet het profiel gekozen worden. Knap lastig want eigenlijk past geen enkel profiel Joppe precies. Maar het lukt. Hij zal examen gaan doen in Nederlands, Engels, Duits, Wiskunde (de
meest eenvoudige variant), Scheikunde, Aardrijkskunde en zijn lievelingsvak Geschiedenis. We kunnen met een gerust hart op vakantie. We gaan als vanouds naar Frankrijk, geen probleem, Joppe hoeft geen Frans te praten, schrijven of lezen, echt niet. We, tenminste
Paul en ik, hebben er zin in, wat kan ons plezier bederven? Nou … een onverwachte reisgenoot is in eens nadrukkelijk aanwezig, zit in Joppe op de achterbank en laat goed merken dat hij niet van plan is om bij te dragen aan de gezelligheid.
De PUBERTITEIT.
Wat we ook doen, waar we ook heen gaan, puber Joppe vindt het per definitie niet leuk. Waarom moeten we steeds naar dezelfde plek en waarom moet hij trouwens mee, hij wil veel liever thuis blijven. Maar … 15 jaar en drie weken
alleen thuis, nee dus. Op vakantie gaan … Joppe noemt het “ik wordt op transport gezet naar Frankrijk”. De puberteit zet Joppe’s gezicht permanent op stand donderwolk. Ondanks zichzelf moet hij af en toe lachen om iets wat Paul
zegt of doet of om iets wat hij ziet of hoort, maar dan herstelt hij zich snel en trekt zijn gezicht weer in de geliefde stand: de ogen donker, de mond een streep liefst met de hoeken naar beneden. Hij speelt voortdurend met zijn mobiel, verwacht hij een sms
die maar niet komt? Uiteindelijk, we zijn alweer op weg naar huis, krijgt Paul het in vertrouwen te horen. Hij is verliefd en in de tijd dat wij weg zijn is zij thuis en als we terug komen gaat zij op vakantie. En dat is verschrikkelijk balen. Trouwens hij
weet ook niet of zij wel verliefd op hem is. Eigenlijk denkt hij van niet. Eindelijk snappen wij de donderwolk die met ons mee gereisd is.
Als het nieuwe schooljaar begint, lijkt de verliefdheid voorbij. Joppe bloeit op, gaat deel uitmaken van de vriendengroep
die zich in de pauzes op de Titanic installeert. Een rond portaal met banken langs de leuning halfweg de trap die vanuit de kantine naar de klaslokalen op de eerste verdieping gaat. Wie daar zit kijkt uit over de hele kantine, ziet alles wat er gebeurt terwijl
hijzelf ongezien blijft. Het is een gewilde plek maar de vriendengroep heeft er een claim op. Alleen als je bij de groep hoort is er plek voor jou. Dat gebeurt zo. Niet kwaadaardig, niet met boosaardige afwijzing, gewoon zo. Als je geen deel uitmaakt
van de groep dan voel je je er niet thuis, heb je er niets te zoeken. Aanvankelijk was het een meidengroep maar in het kielzog van Joppe komen er meer jongens bij. De groep groeit uit tot een hechte club heel vrolijke jonge meiden en jongens die elkaar ook
in de zgn. OL uren (open lesuren) weten te vinden. De ene keer lol maken, de andere keer serieuze gesprekken over thuissituaties, over relaties en over wat belangrijk is in het leven. Net zo belangrijk als aardrijkskunde, wiskunde, scheikunde, Nederlands en
al die andere vakken. Er zijn wel subgroepjes maar altijd weer zijn er jongens of meisjes die fungeren als een soort linking pin tussen die clubjes. Ik geloof dat Joppe zo iemand was. Het gaat aan en weer uit tussen meisjes en jongens uit de groep,
ook dat hoort erbij. Joppe mag gezien worden, is sociaal en best slim en heeft nog humor bovendien. Maar het ontbreekt hem – door zijn belevenissen op de basisschool - aan zelfwaardering, hij vindt zichzelf niet echt bijzonder en verwacht
al helemaal niet dat anderen, in het bijzonder meisjes, daar anders over zouden denken. En toch … eind 2007 is het ook raak voor Joppe, het is ‘aan’ met een meisje uit de groep. Hij is dolgelukkig.
En wij? We ontmoeten haar,
hier bij ons thuis, willen haar welkom heten, zich thuis laten voelen, maar ze heeft er geen ogen en oren naar. Ze praat nauwelijks tegen ons, laat staan met ons. We worden gedoogt en … dat wat we te bieden hebben en enig profijt oplevert wordt
met beide handen genomen. Dat wat we bieden maar waarvan het voordeel niet direct gezien wordt, dat wordt zonder enige scrupule afgewezen. Maar met elkaar zijn ze blij en hebben ze plezier, samen ontdekken ze de wereld en elkaar. Wij denken: “ze is de
eerste van de volgende in de rij, als de laatste – het meisje dat blijft – als we die maar in onze harten kunnen sluiten.” We houden ons zo veel mogelijk afzijdig, laten ze de ruimte die ze zoeken en willen, maar we houden de vinger aan de
pols, dat wel.
Een half jaar lang bloeit de liefde. Joppe en zijn lief fietsen samen heen en weer naar school en zijn geregeld bij elkaar, maar niet altijd. Haar vriendinnen, haar vader, moeder en broertjes, school en huiswerk vragen ook de aandacht
van Joppe’s lief. Dat vindt Joppe lang niet altijd fijn, zeker wanneer hij het gevoel krijgt bij haar thuis niet altijd welkom te zijn. Of dat ook zo was? Ik weet het niet, het zou kunnen. In elk geval, wij legden ze geen strobreed in de weg.
Begin mei 2008 – de meivakantie – wilden Paul en ik er een weekje tussen uit. We hadden de Vogezen op het oog, we stelden Joppe voor dat zijn lief ook mee ging. Maar zij twee willen liever thuis blijven, hier samen in ons huis voor zichzelf en
elkaar zorgen. Oké, goed. Hij zou dit keer niet alleen zijn, we zouden maar een week weg zijn, haar ouders zijn op de achtergrond aanwezig. Zeker dit moet kunnen.
En dus vertrekken Paul en ik de 1ste mei 2008 naar De Vogezen, het huis
aan Joppe en zijn vriendin over gelaten. We snappen dat ze dit fijn vinden. Gewoon samen, zonder ouders op je nek. Geweldig.
Wij hebben een huisje gehuurd in Gerarmer, op de foto’s op internet zag het er mooi uit maar in werkelijkheid viel het
tegen. Gammele meubeltjes, een bank waar niet op te zitten was, muffe keukenkastjes met een ratjetoe aan potten, pannen, servies en bestek. Een steile trap naar boven naar een al even muffe slaapverdieping. Overal stof. Nee, het was niet bepaald wat ik me
had voorgesteld. Gelukkig, we vermaakten ons. Maar in mijn beleving zijn de Vogezen toeristisch gezien aan een stevige oppepper toe. Het is er mooi en toch we waren er eerder uit gekeken dan we van onszelf gewend zijn. Meestal zijn onze vakanties te kort en
zeggen we met spijt in ons hart dat we dan maar dingen moeten bewaren voor een volgend bezoek. We gaan, netjes aangekondigd aan Joppe en zijn lief, een dag eerder naar huis en zijn blij weer in ons eigen bed te kunnen slapen.
Joppe was helemaal niet
blij, hij baalde van onze terugkomst en liet ons dat merken ook. En hij was aan het hoesten, pas sinds twee dagen. Verkouden …
Ik hou in die dagen een soort kroniek bij van wat ik gedaan heb, een beetje om mijzelf te prikkelen om wat actiever
te zijn, ik vind namelijk dat ik te weinig doe. Op zondag 11 mei schrijf ik: “Joppe ’s nachts flink hoesten en een bloedneus.” En op 19 mei noteer ik: “Maak me zorgen over Joppe, dat er meer aan de hand is dan zijn verkoudheid. Hij
wil niet praten en dat maakt de ongerustheid alleen maar groter. Met zijn lief is geloof ik alles wel goed maar wat is er dan aan de hand? Iets, maar ik weet niet wat. Hij eet nauwelijks meer.”